Mot-clé:

genegen

Nombre d’occurrences: 221 Rang: 53 529 Classe de fréquence: 19

Exemples

  • Overal was men genegen uitleg en toelichting te verschaffen. (www.descherperonline.nl, rampé 30.11.0002)
  • Welk mens moge mij meer genegen zijn dan jij bent? (www.bouwebrouwer.tmfweb.nl, rampé 30.11.0002)
  • Of meneer niet genegen is om, eventueel tegen betaling, de politie te voorzien van informatie over de Amsterdamse kraakbeweging? (www.burojansen.nl, rampé 30.11.0002)
  • Ik had aanhangers, genegen om mij te dienen, en geduchte vijanden. (www.cazz.demon.nl, rampé 30.11.0002)
  • Mensen die elkaar zéér genegen zijn, kunnen elkaar op de mond kussen. (www.zoenbutton.nl, rampé 30.11.0002)
  • Hij vraagt of ik iemand ken, die genegen is om voor vierhonderd kinderen boerenkool te bereiden. (www.brinktekst.nl, rampé 30.11.0002)
  • Daarom was de Britse luchtmacht weinig genegen om zware bommenwerpers in te zetten. (www.v2platform.nl, rampé 30.11.0002)
  • Zijn we wel genegen onze rijkdom te verdelen? (www.wijkkranten.dordt.nl, rampé 30.11.0002)
  • Gemeenten zijn niet genegen woningen aan Roma te verhuren. (www.spolu.nl, rampé 30.11.0002)
  • De brave Belgische burger is ook niet genegen veel belasting te betalen. (www.wijnkamp-keulers.nl, rampé 30.11.0002)

Cooccurrences significatives

te (569), om (163), zijn (115), niet (107), was (91), aan (63), nemen (34), zijt (34), verlenen (26), mij (25), Vooralsnog (24), lijken (24), is (24), die (23), vergoeden (23), gij (22), verstrekken (22), weinig (22), doen (21), voeren (20), daartoe (19), bleek (19), zij (19), bent (18), tot (18), mee (18), verzocht (17), eerder (16), daar (16), hem (15), indien (15), ondernemen (15), hij (15), toe (15), niemand (14), vergunning (14), leveren (14), gaan (14), minder (13), aangezien (13), wel (13), mede (13), stellen (12), bestuur (12), hun (11), maar (11), zal (11), men (11), zetten (11), lijkt (11), laten (11), de (11), zeer (10), positief (10), erg (10), af (10), landen (9,9), nodige (9,8), eenmaal (9,8), God (9,5)
niet (229), wel (50), weinig (37), erg (34), eerder (30), minder (25), zeer (21), was (20), direct (19), snel (16), meer (16), gemeente (16), moet (14), altijd (14), die (13), ook (9,6), ze (8,0)
om (256), zijn (198), is (89), was (50), bent (26), tot (14), waren (14), dit (6,2)

Graphique

example graph
genegenwasnemenzijtmijVooralsnoglijken